In 2012 reisde ik met mijn ouders, broertje, zusje en onze kinderen naar Tanzania. Als cultureel antropoloog was ik helemaal niet zo heel erg geïnteresseerd in de dieren. Natuurlijk vond ik het fantastisch om dichtbij een giraffe of olifant te staan. Of om ineens een luipaard in een boom te zien liggen. Een beetje spannend vond ik het ook wel. In tegenstelling tot onze kinderen (toen 3 en 1), die het allemaal alleen maar geweldig vonden.
Maar waar mijn hart meteen sneller van ging kloppen was toen onze gids vertelde over de Masai. Onderweg had ik al diverse keren mannen in hun kenmerkende rode kleding gezien en altijd hadden zij een stok bij zich. “Om zichzelf te beschermen tegen de wilde dieren en om hun koeien en geiten te hoeden,” legde de gids uit. Dat leren de kinderen, vooral jongens, daar al van jongs af aan.
De rolverdeling bij de Masai is van oorsprong erg gescheiden: mannen en jongens doen de mannen- en jongensdingen, vrouwen en meisjes doen de vrouwen- en meisjesdingen. Zo zorgen de mannen voor het vee en halen de vrouwen water.
Toen een vriendin van mij, die jarenlang in Afrika woonde en zich daar bezighield met genderrollen, me erop wees dat het goed zou zijn te laten zien dat die rolverdeling ook doorbroken kan worden, besloot ik Abu als jongens zijn moeder te laten helpen met het halen van water. Want jongens zijn net zo goed in ‘meisjesdingen’ als andersom, toch?