Al sinds de middelbare school ben ik gefascineerd door het boeddhisme. En in het bijzonder in de rol die kinderen spelen in het boeddhisme. In veel boeddhistische landen is het gebruikelijk dat kinderen korte of langere tijd doorbrengen in een klooster om daar te leren over het boeddhisme.
Zo is het in Tibet traditie dat de tweede zoon van ieder gezin in het klooster gaat wonen. Naar die jongens deed ik onderzoek in 2003 en over zo’n kindmonnik schreef ik het kinderboek ‘Tenzin viert feest’.
Ik vind het boeiend om zo’n traditie uit te pluizen, maar was vooral ook geïnteresseerd in hoe de kinderen het zelf ervaren. In Zuidoost Azië gaat het net even anders. Daar is het traditie dat iedere jongen of man een aantal maanden in een klooster gaat wonen. Hij hoeft daar dan niet te blijven, maar leert in die periode wel de belangrijkste waarden en normen.
Een klooster lijkt in zekere zin op een internaat. De kinderen gaan er naar school, wonen er, eten er en mogen zo af en toe ook even naar huis. Een klooster is dan ook minder een gesloten geheel dan je misschien zou denken. Er is nog wel degelijk interactie met de niet-monniken.
Als moeder zou ik er best veel moeite mee hebben om mijn jonge zoon voor bepaalde tijd naar een school te laten gaan waar hij ook zou wonen. Hoe zou jij dat vinden? Of wellicht zijn er schippers onder de volgers die hun ervaringen met hun kinderen in schippersinternaten kunnen delen? Wat zou jij, of je kind, nog meer willen weten over het leven van kinderen in een boeddhistisch klooster?